Geslachtsklieren
Geslachtsklieren
- de zaadballen bij de man en de eierstokken bij de vrouw - zijn de organen die geslachtscellen (gameten) en geslachtshormonen
produceren. De mannelijke gameten (de zaadcellen) worden gevormd
door celdeling in de testiskanaaltjes in de zaadballen. Elke
dag rijpen enkele honderden miljoenen zaadcellen, die in de
bijbal worden opgeslagen. De zaadcellen die niet vrijkomen
bij de zaadlozing worden weer opgenomen in het lichaam. In
het lichaam van de vrouw rijpen eicellen in de eierstokken.
Een meisje heeft bij de geboorte zo'n twee miljoen onrijpe
eicellen. Vanaf de puberteit wordt er ongeveer om de 28 dagen
een eicel rijp in de zakvormige Graafse follikel. De eisprong
vindt plaats als de follikel in de eierstok barst en de eicel
via de eileider naar de baarmoeder getransporteerd wordt
Het mannelijk genitaalstelsel
De productie van de hormonen
die het seksuele leven van de man of de vrouw sturen begint
pas rond de puberteit. Bij de mannen produceren de testikels
(testes) gelegen in de balzak (scrotum) o.a. het hormoon:
· Androgenen
zoals testosteron
De productie van dit hormoon staat onder leiding van het
"interstitiële-cellenstimulerend " hormoon (ICH),
dat hetzelfde is als de LH dat door de hypofysevoorkwab van
de vrouw wordt gevormd. Het hormoon testosteron heeft een
tweeledige functie: · Regulering
van de groei der geslachtsorganen (penis en testes)en de stimulering
van de productie van zaadcellen (spermatozoïden).
· Ontwikkeling van de secundaire geslachtkenmerken (lage stem,
mannelijke beharing en dergelijke).
Het
mannelijk genitaalstelsel bestaat uit;
1 de testes of gonade
2 de afvoerwegen voor de geslachtscellen met de daarbij
behorende klieren en de penis. De
testis produceert zowel rijpe zaadcellen spermatozoen als
hormonen. De zaadcellen worden tezamen met een vloeistof die
is geproduceerd in de klieren, langs de afvoerwegen, door
de uretha en via de penis afgevoerd naar buiten. De door de
testis geproduceerde hormonen worden lokaal aan de bloedbaan
afgegeven.
Het oppervlakte van de testis, alsook de binnenwand van de
het scrotum(balzak) zijn bedekt met een zogenaamd serosa(tunica
vaginalis). Hierin heeft de testis een zekere beweeglijkheid,
die eventuele beschadigingen tegen kan gaan. De testis zelf
is omgeven door een stevig kapsel, de tunica albuginea, bestaande
uit straf fibrillair bindweefsel, dat zich aan de achterzijde
verbreedt tot het mediastinum testis. Van hieruit uitstralend
verdelen de bindweefselsepta de testis in ongeveer 250 piramidevormige
lobuli. In elke lobulus liggen, ingebed in losmazig bindweefsel
1 tot 4 sterk gewonden tubuli semiferi (zaadbuisjes), waarin
de zaadcellen rijpen. Aan het einde van elke tubuli vernauwt
het lumen zich; daar gaat het spermatozoen vormende epitheel
over in een eenlagig kubissch epitheel met microvili.
De met dit epitheel beklede tubuli recti verbinden de zaadbuisjes
met het rete testis, een netwerk van buisjes gelegen in het
bindweefsel van het mediastinum testis. Van hier worden de
spermatozoen via 10 tot 20 buisjes afgevoerd naar de bijbal.
De
zaadbuisjes
De wand van de zaadbuisjes zijn opgebouwd uit;
1 een dunne propia van vezelig bindweefsel.
2 een basale membraan
3 het spermatozoen vormende epitheel Het
epitheel van zaadbuisjes bestaat uit de cellen van sertoli
en de cellen van de spermatogenetische reeks, laats genoemde
cellen zijn afkomstig uit het dooierzaktoderm en migreren
als primaire geslachtscellen naar de testis in de vroegembryonale
ontwikkeling. De cellen van sertolli, afkomstig van coeloom
epitheel, vormen de structurele basis van de zaadbuisjes.
Spermatogenese
De cellen van de spermatogenetische
reeks vormen 4 tot 8 lagen tussen de basale membraan en het
lumen van de zaadbuisjes. In deze ontwikkelings reeks, die
als geheel met de term spermatogenese wordt aangeduid, zijn
de volgende stadia te onderscheiden;
1 de spermatocytogenese, waarbij spermatogonia zich delen
en steeds nieuwe generaties van spermatocyten produceren.
2 de meiose, waarin de primaire spermatocyt een tweetal
delingen doormaakt waarbij het aantal.
3 De spermiogenese waarbij de spermatiden via een specialisatieproces
overgaan in spermatozoen of spermien.
Spermacytogenese
Aan de basis van het proces van spermatogenese bevind zich
een stamcelpopulatie, gevormd door de A-spermatogonia, die
zichzelf instant houdt. Bij het opgang komen van de spermatogenese
in de pubertijd gaan deze A-spermatogonia delen, waarbij een
deel van de dochtercellen specialiseert tot B-spermatogonia,
dia na enkele delingen overgaan in primaire spermatocyten.
Meiose
Tijdens meiose (reductiedeling) ondergaan primaire spermatocyten
een van de normale deling afwijkend delingsproces (reductiedeling)
waaruit, haploide spermatiden ontstaan (x dan wel y chromosoom
dragend), die voor verdere deling overgaan in spermatozoen.
Aldus ontstane spermatozoen verlaten de zaadbuisjes om in
het eerste deel van de afvoerwegen (epididymus) verdere rijping
te ondergaan. Het resterende deel van de afvoerwegen (ductus
deferens, urethra, penis) en de daarmee geassocieerde geslachtsklieren;
vesticulae seminalis, prostaat, kliertjes van cowper zijn
vooral betrokken bij de uiteindelijke afvoer en activering
van gerijpte spermatozoen tijdens de ejaculatie.
Spermatogenetische reeks
Het proces vanaf de deling en specialisatie van spermatogonia
A en B tot en met de spermatocytogenese, de meiose en de spemiogenese,
duurt bij de mens ongeveer 64 dagen. Elke zestiende dag delen
zich bij de mens op een bepaalde plaats in de wand van een
tubules de stamcellen; de helft van de dochtercellen worden
weer stamcellen, de andere helft wordt opgenomen in het proces
van spermatogenese. Zo keert elke zestien dagen op elke plaats
hetzelfde patroon terug: de cyclus van het spermatogenetische
epitheel.
Cellen van sertoli
De cellen van
sertoli of voedstercellen hebben een langgerekte piramide-tot
trapeziumvorm en zijn met hun brede basis gelegen tegen de
basale membraan; hun apicale einde reikt tot in het lumen
van de zaadbuisjes.
de cellen van de spermatogenetische reeks zijn gelegen in
de intercellulaire ruimte tussen de sertolli-cellen, waarbij
deze diep in het cytoplasma kunnen doordringen.
Functies sertolicellen
Behalve het instandhouden van de bloed-testis barriëre,
hebben sertolicellen nog de volgende functies:
1 steun, bescherming en voeding van de zich ontwikkelende
zaadcellen.
2 afbraak van restlichaampjes
3 secretie, de cellen van sertoli scheiden een vocht af
naar het tubules lumen dat een rol speelt bij het transport
van de vrijkomende zaadcellen.
Testosteron
De productie van mannelijk geslachtshormoon testosteron
vindt, onder invloed van het hormoon LH, plaats in de instertitutiele
cellen van leydig, gelegen in het stroma tussen de zaadbuisjes.
Het aldus geproduceerde testosteron heeft zowel lokaal effect
op de spermatogenese in de sertolicellen (samen met het hormoon
FSH), als via de bloedbaan op allerlei weefsels en organen
elders in het lichaam. Tezamen met het inhibine uit de sertollicellen
participeert het testosteron in een feedbackregulatie van
de productie van gonadotrope hormonen in de hypofyse.
Accessoire geslachtsklieren
Tot de accessoire geslachtsklieren behoren: de vesiculae seminalis,
de prostaat en de kliertjes van cowper.
Vesiculae Seminalis
De vesiculae seminalis die ondanks hun naam, geen opslagplaats
zijn voor rijpe spermatozoen. Het secreet van de vesiculae
wordt in het lumen opgehoopt en wordt tijdens de ejaculatie
door de contractie van de spierlaag aan het ejaculaat toegevoegd.
De vesiculae seminalis produceren het grootste deel (ca 70
%) van de zaadvloeistof. Het bevat fructose, citraat, inositol,
protaglandinen en verschillende eiwitten; deze stoffen zijn
van belang voor de voeding en de beweeglijkheid van de spermien.
De hoogte van de epitheelcellen van de vesiculae seminalis
en hun secretoire activiteit zijn afhankelijk van testosteron.
Prostaat
Het prostaat produceert de prostaatvloeistof, die in het lumen
van de klierbuizen wordt opgeslagen en tijdens de ejaculatie
in de uretrha wordt uitgestort. deze vloeistof is kleurloos
en bevat o.a. het eiwitsplitsende enzym fibrinolysine (van
betekenis voor de regeling van het semen), alsook het enzym
zure fosfate. In de prostaat onderscheid men drie lagen van
klieren: de mucosale, de submucosale en de hoofdklieren, die
allen concentrisch rond de uretrha liggen.
Kliertjes van Cowper
Deze kliertjes zijn ongeveer zo groot als ert. Het epitheel
bestaat uit mukeuze cellen die een secreet produceren dat
veel sialoproteinen bevat.
Het
vrouwelijk genitaal stelsel.
Bij de vrouwen produceren de
eierstokken (ovaria) gelegen in de kleine bekken, ter weerszijden
van de baarmoeder onder invloed van de gonade hormonen van
de hypofyse o.a. het hormoon:
· Oestrogeen
· Progesteron
Beide hormonen spelen
een rol bij menstruatie, de zwangerschap, groei van borsten
en anderzijds de productie van eicellen. Het
vrouwelijk genitaal stelsel bestaat uit:
1 de beide ovaria of gonaden.
2 de afvoerwegen van de geslachtscellen, de tuba, uterus,
vagina.
Het ovarium produceert
zowel rijpe geslachtscellen (ocyten )als hormonen. Deze laatste
worden via de bloedbaan afgevoerd. Van de afvoerwegen heeft
de uterus als belangrijkste functie de tijdelijke huisvesting
van de ongeboren vrucht. Tussen de menarche, het tijdstip
waarop de eerste menstruatie optreedt, en de menopauze, wanneer
de laatste menstruatie optreedt, ondergaat dit systeem cyclische
veranderingen in structuur en functionele activiteit; deze
veranderingen worden hormonaal gereguleerd. Na de menopauze
ondergaat het stelsel een langzame involutie.
Ovarium
Het
ovarium is een amandelvormig orgaan met een lengte tot 5 cm,
een breedte van 1,5-2 cm en een dikte van 1cm. Op doorsnede
zijn ze te onderscheiden een schors (cortex) en een merg (medulla),
dat uit vaatrijk losmazig bindweefsel bestaat. Het ovarium
is bekleed met visceraal peritoneum, ook wel kiemepitheel
genoemd. In tegenstelling
tot de spermatogenese bij de man, die eenmaal op gang gekomen
een continu proces is, is de productie van eicellen in het
ovarium bij de vrouw, tijdens de geslachtsrijpe periode, een
periodiek en cyclisch proces. Aangezien een eventueel bevruchte
eicel, om uit te groeien tot een voldragen vrucht, gedurende
negen maanden moet worden gehuisvest, wordt de rest van het
vrouwelijk genitaal stelsel dan ook gekenmerkt door het feit
dat het zich periodiek op een dergelijke huisvesting voorbereidt. De periodiciteit staat
onder strenge hormonale controle, die wordt aangetuurd vanuit
de hypothalamus-hypofyse. Hormonale regelkringen waaraan ook
het ovarium deelneemt, bepalen de gebeurtenissen binnen een
bepaalde periode. Voor de geboorte ontwikkelen zich in het
ovarium grote primordiale follikels, de voorlopers van de
latere follikels, bestaande uit een oergeslachtscel (ocyt)
omgeven door een laag mantelcellen (follikelcellen).
In de geslachtsrijpe periode ontwikkelt zich per cyclus slecht
een follikel, de dominante follikel, tot sprongrijpe follikel,
waaruit een eicel vrijkomt. Paralel aan deze follikelrijping
treden in de afvoerwegen door inwerking van in het ovarium
geproduceerde hormonen, passende veranderingen op, die bevruchting
en innesteling in de baarmoederwand van een bevruchte eicel
mogelijk maken.
Aan deze veranderingen wordt door de follikel eveneens bijgedragen.
Wanner geen zwangerschap optreedt worde deze veranderingen
weer ongedaan gemaakt in de menstruatie, waarna de cyclus
zich herhaalt. Treedt wel zwangerschap op dan ontwikkelt zich
op het grensvlak van embryo en moeder, dat wil zeggen in de
baarmoeder, de placenta. Deze
structuur maakt de groei van het embryo mogelijk. Wederom
gebruikmakend van hormonale regelkringen, waarin ook het embryo
zelf is betrokken (foeto-placentaire eenheid).
volgende
>>