Wat
zijn hormonen (bekijk hier onze video over hormonen)
Hormonen zijn chemische stoffen, welke een zeer specifieke
uitwerking op de organen en weefsels van het lichaam uitoefenen,
zowel in de zin van aanzetten als af remmen. Dit woord hormonen
stam af van het Griekse woord hormân en dat betekent:
aandrijfstoffen. Typisch voor hormonen is verder, dat zeer
geringe hoeveelheden een zeer intensief effect hebben. Hormonen
worden vervoerd door het bloed en afgebroken in de lever.
Hormonen verzorgen processen die langzaam over een langere
periode verlopen. Zij regelen bijvoorbeeld de groei, beïnvloeden
de stofwisseling, beïnvloeden het gedrag en het karakter
van de mens en zij zorgen voor een harmonisch verloop van
de verschillende orgaan functies. De regeling van de afscheiding
van de verschillende hormonen is buitengewoon ingewikkeld,
zij geschiedt zowel door het zenuwstelsel als door het hormoonstelsel (endocrien stelsel). De hormonen werken alleen niet aan
de tot standkoming van de door aanleg bepaalde vorm van
de mens tijdens de ontwikkeling, maar ook daarna aan het
behoud van de reeds ontwikkelde organen. Er zijn organen
die de eenmaal bereikte graad van ontwikkeling slechts behouden
als zij voortdurend het hormoon krijgen toegevoerd, die
voor hun ontwikkeling noodzakelijk zijn.
De hormonen beïnvloeden, net zoals het autonome zenuwstelsel,
vele functies binnen het organisme. Het primaire aangrijpingspunt
is steeds de stofwisseling. Via veranderingen in de stofwisseling
worden uiteenlopende functies beïnvloed zoals de voortplanting,
groei en ontwikkeling, opslag en verbruik van reserve voedsel,
de water- en zouthuishouding en de spijsvertering. Ook zijn
vele invloeden op het gedrag bekend, bijvoorbeeld op het
leervermogen, op seksueel gedrag en op agressief gedrag.
Hormonen bezitten een aantal algemene kenmerken.
1. Hormonen beïnvloeden de stofwisseling
via het op gang brengen, versnellen of afremmen van bepaalde
processen in de doelwitorganen (of effect organen). Dit
zijn de organen die een specifieke gevoeligheid hebben voor
het hormoon.
2. Hormonen zijn aanwezig in het bloed
in uiterst kleine hoeveelheden en zijn vaak gebonden aan
eiwitmoleculen met een transportfunctie .
3. Hormonen worden afgegeven als antwoord
op een specifieke prikkel. Afhankelijk van elektrische stimulatie
of concentratie van hormonen of andere stoffen in het bloed
geeft een hormoonklier minder of meer hormoon af.
4. Kleine hoeveelheden hormoon kunnen opvallende
veranderingen teweegbrengen in het fysiologisch functioneren.
5. Hormonen worden continu geïnactiveerd,
afgebroken en via de lever met de gal of via de nieren met
de urine uitgescheiden.
6. De specificiteit van hormonen berust
op de aanwezigheid van het voor hormoon gevoelige receptoren.
Door het bezetten van de receptoor activeert of remt het
hormoonmolecuul bepaalde processen in de cel. Een hormoon
is dus werkzaam op een bepaalde celtype wanneer receptoren
voor het hormoon aanwezig zijn. De aard van de werking hangt
samen af met functie van de getroffen cellen en de invloed
die de geactiveerde receptor op dit functioneren heeft.
Zo is het mogelijk dat eenzelfde hormoon in verschillende
organen en weefsels een volkomen verschillende werking heeft.
7. Er zijn twee soorten hormonen: eiwithormonen
en steroïdhormonen. De eiwit hormonen valt te verdelen
in twee groepen: de van aminozuren afgeleide verbindingen
(b.v. thyroxine (t4) en (nor)adrenaline, en de van uit aminozuren
opgebouwde verbindingen: van zeer kleine obligopeptiden
tot grote (glyco)proteïnen (b.v. insuline en het thyreotroophormoon).
Ze zijn werkzaam door het bezetten van receptoren op de
celmembraan van de cellen van doelwitorgaan, en de van cholesterol
afgeleide verbindingen het steroïdhormoon (b.v. cortisol
en testosteron). De steroïdhormonen zijn alle chemisch
en zijn werkzaam doordat ze receptoren in het cytoplasma
van hun doelorganen kunnen bezetten.
In de hier boven genoemde tekst werd aangenomen dat hormonen
steeds in een endocrien klier worden gevormd. (endocrien
klieren zijn klieren die hun product afgeven aan het bloed.
Dit in tegenstelling tot exocriene klieren, zoals de zweetklieren
en de speekselklieren die via hun afvoergang hun producten
aan de buitenwereld of het spijsverteringskanaal afgeven.)
Er bestaan echter ook zogenaamde weefselhormonen die niet
in hormoonklieren worden gevormd. Toch verdienen ze de naam
hormoon omdat ze aan alle hierboven omschreven kenmerken
voldoen. Voorbeelden van weefselhormoon zijn gasterine uit
de maagwand, cholecystokinine-pancreozymine uit de darmwand
en renine uit de nier.
volgende
>>